na borstkanker

Lymfoedeem in de arm, ook wel “dikke arm” genoemd, treft 20 tot 30% van de vrouwen die worden behandeld voor borstkanker. De behandeling van dit oedeem bestaat veelal uit compressie en lymfedrainage.

                                         
 

Bij een operatieve behandelmethode of bestralingen bij borstkanker, kunnen klieren in de oksel of lymfevaten aangetast worden. Lymfevocht heeft dan problemen om goed te circuleren en het volume van de arm kan hierdoor toenemen.

Progressie van lymfoedeem

Het lymfoedeem verschijnt meestal binnen 18 maanden die volgen op de behandeling, maar soms ook pas jaren nadien. De risicofactoren voor de ontwikkeling van de aandoening zijn: blootstelling aan de bestraling van radiotherapie, overgewicht, onevenwichtige voeding en de hormonale status van de vrouw. Soms is alleen de hand aangetast en in andere situaties de gehele arm en zelfs de oksel of de romp. Het oedeem is licht of ernstig, hard of zacht van consistentie, tijdelijk of persistent. Het lymfoedeem veroorzaakt een zwaar gevoel en beperkt de bewegingen wat vervelend is voor de mobiliteit en de dagelijkse activiteiten. Bovendien werkt het immuunsysteem minder goed, de huid van de arm loopt hierdoor meer risico op infectie. 

Behandelingen van lymfoedeem

De behandeling van lymfoedeem bestaat uit twee fasen:
 

  • Bij de eerste fase, de reductiefase, is het doel om het volume van de arm te verminderen. Dit doet een huidtherapeut of oedeem-fysiotherapeut via lymfedrainage en het gebruik van zwachtels en speciale bandages zoals Mobiderm.
     
  • De tweede fase, de onderhoudsfase, heeft als doel om het volume te behouden. Kortom, zorgen dat het oedeem niet terug kan komen. Dit wordt gedaan met het dragen van compressiehulpmiddelen zoals therapeutische elastische steunkousen voor de armen. Naast het dragen van therapeutische elastische kousen overdag is er ook nachtbehandeling mogelijk. Onderzoek toont aan dat dit zorgt voor een beter resultaat op de korte termijn (vermindering van het rebound effect) en de lange termijn (6,6% minder volumetoename).​​

De behandeling gaat gepaard met adviezen over een gezonde levensstijl en, afhankelijke van de casus, met oefentherapie en huidverzorging. Een operatie in de vorm van lymfoveneuze anastomose (het omleiden van bloedvaten om de beschadigde zone te overbruggen) of via transfer (greffe) van de ganglions, kan geadviseerd worden wanneer andere behandelingen niet doeltreffend blijken.

Lymfoedeem in de romp

Het compressievest geeft druk rondom de romp. Door het ademen en beweging zorgen de spieren voor een tegengestelde druk. Dit bevordert samen de afvoer van het weefselvocht. Het lymfevocht wordt als het ware weggepompt. Bij normale dagelijkse activiteiten werkt het compressiehulpmiddel als een vorm van natuurlijke lymfemassage.

De vesten van Thuasne worden altijd naar maat gemaakt (aangezien geen lichaam identiek is) en om de compressie te optimaliseren. Thuasne heeft meerdere materialen die toegepast kunnen worden in een compressievest. De keuze voor het type materiaal hangt af van verschillende factoren. Deze keuze wordt onder andere bepaald op type huid, mate van oedeem en de morfologie.

Informatiebronnen: 
Intergraal Kankercentrum Nederland (IKNL)
Clinical use of a Night-Timen MOBIDERM Garment as a Treatment Modality for Breast Cancer-Related Lymphedema: A Retrospective Longitudinal Cohort Study
Clinical Study to Assess Safety and Efficacy of a New Armsleeve in the Management of Arm Lymphoedema (MARILYN)
Site Web Inca : Lymphoedème. DiSipio T. et al., Incidence of unilateral arm lymphedema after breast cancer: a systematic review and meta-analysis. Lancet Oncol, 2013 May; 14(6): 500-15 Hayes S.C., Rye S., Battistutta D., Newman B./ Prevalence of upper body symptoms following breast cancer and its relationship with upper body fuction and lymphedema. Lymphology, 2010, 43, 178-187. Vignes, M. Coupé, F. Beaulieu, L. Vaillant, pour le groupe « Recommandations » de la Société Française de 
Lymphologie – Les lymphœdèmes des membres : diagnostic, exploration, complications – Journal des Maladies Vasculaires (2009) 34, 314-322